Konijn
Het konijn is officieel geen knaagdier, maar behoort tot de orde der Lagomorpha. Deze zijn gekenmerkt door het bezit van vier snijtanden in de bovenkaak (twee grote en daarachter twee kleine) en twee snijtanden in de onderkaak. Met konijn coprophageert, d.w.z. dat de ontlasting van ‘s nachts (kleinere en zachtere keutels dan gewone) wordt opgegeten. Het dier heeft dit nodig, omdat hierdoor naast de vitamine B en K, ook eiwitten worden opgenomen. Deze stoffen worden gevormd in de blinde en dikke darm.
Rode urine
De urine is vaak donker en roodbruin, die ten onrechte vaak voor bloed of een blaasontsteking
wordt aangezien. Dit kan worden veroorzaakt door kleurstoffen uit de voeding en door een bepaald hormoon, dat afgescheiden wordt tijdens de bronstige periode. Konijnen zullen onder bepaalde omstandigheden de jongen opeten. Dit kan gebeuren bij overbevolking, een te kleine kooi en bij overbevolking van het nest. Het kan echter ook ontstaan door teveel licht, lawaai of de geur van een naburige rammelaar (mannetje) en de jongen kunnen dan verspreid of verstoten worden door de voedster (vrouwtje). Ze kunnen bij ‘alarm’ krachtig roffelen met de achterpoten en bij angst gillen of krijsen.
Een konijn is ‘zindelijk’ d.w.z. dat ze meestal, soms pas na enige training, een vaste ontlastingsplaats opzoeken.
Ze kunnen niet goed tegen hoge tonen zoals bijvoorbeeld geproduceerd wordt door een televisietoestel, ze worden hierdoor onrustig.
Meestal worden konijntjes met zeven a acht weken verkocht. Gemiddelde leeftijd van het konijn is vijf-tien jaar (sommige echter 15 jaar).
Oppakken
Even vasthouden: met een hand het rugvel grijpen kan, maar is niet konijn vriendelijk en met de andere hand de achterhand ondersteunen. Langere tijd vasthouden: konijn op de onderarm zetten met de kop bij de elleboog en met de andere hand het wegspringen beletten, of een kist of doos met een deksel tegen het wegspringen (denk aan voldoende luchtgaten).
Konijnen kunnen de rug breken bij fel verzet door afzetten met de achterpoten. Als de achterpoten los van de grond komen, willen konijnen wegspringen; goed opletten dus. De meeste konijnen hebben er een hekel aan om telkens te worden vastgepakt en kunnen er agressief van worden, tenzij je hun vertrouwen al gewonnen hebt.
Niet doen
- Konijn aan de oren of hun nekvel optillen
- Konijn in de kooi van of vlakbij cavia’s zetten omdat ze elkaar nogal eens vechtwonden en de daaruit voortkomende infecties kunnen oplopen
- Tamme konijnen contact laten hebben met wilde soortgenoten
- Konijn zonder toezicht los in de kamer laten lopen (hij knaagt graag aan kabels etc.)
- Konijn wassen, tenzij door de dierenarts voorgeschreven
- Konijn zoetigheid geven (ze lusten het wel)
- Konijn gras van wegbermen geven waar honden worden uitgelaten (overbrengen van parasieten)
- Konijn overmatig veel knuffelen of mee in bed nemen; laat het dier in zijn waarde
Huisvesting
Houten hok: glad hout of hout met metaal afgezet; het hout niet verven maar alleen aan de buitenkant carbolineren en zorgen voor een waterdichte (bij een buitenhok) bovenzijde. Een luifel tegen inregenen en een ruif om verspilling en vervuiling van het voedsel te voorkomen. Bescherm ze tegen tocht, vocht en felle zon. Voor een optimale huisvesting van het konijn binnenshuis zijn uitstekende kooien verkrijgbaar bij de dierenspeciaalzaken. Kooien met een dichte plastic bovenkant zijn af te raden. Ze zijn laag en benauwd en het konijn heeft geen contact met de buitenwereld.
Bodembedekking
Stro op een houtvezellaag, nestmateriaal van papier, hooi of stro. Liever geen zand of zaagsel.
Schoonmaken van de kooi
Eenmaal per week, het ontlastingshoekje dagelijks. Eenmaal per twee maanden het gehele hok goed reinigen met heet sodawater en goed laten drogen. Urine aanslag met azijn verwijderen. Desinfecteren met bijv. drie procent creoline of één procent halamidoplossing als een dier ziek is geweest en/of is doodgegaan. Dan ook alle strooisel wegdoen. Heeft het dier VHS gehad dan de kooi een half jaar niet gebruiken!
Omgevingstemperatuur
6-29 graden Celsius; (gemiddeld 18—21 graden Celsius) En zeker niet in een vochtige omgeving!
Konijnen buiten in een ren laten lopen kan, maar zorg dan dat ze niet kunnen weglopen, dat ze zich geen uitweg kunnen graven (gazen bodem in de ren) en bescherm ze tegen roofdieren zoals katten, uilen, wezels en oververhitting (te felle zon). Een konijnenheuvel biedt een natuurlijke omgeving, maar bij ziekte of voor observatie zijn de dieren onbereikbaar.
Verzorging
Controleer de vacht regelmatig op ongedierte, wonden en kale plekken. Kijk regelmatig even in de oren of er geen korsten inzitten (oormijt) Zorg dat de nagels en de tanden niet te lang kunnen worden. Knip de nagels of laat ze door de dierenarts knippen. Borstel konijnen die teveel haar verliezen dagelijks met een zachte borstel. Houdt de ontlasting in de gaten bij diarree. Was de handen na ieder contact met het konijn of zijn omgeving (strooisel) en leer dit ook uw andere huisgenoten.
Voeding
Gemengd konijnenvoer (pellets – gem. 30 gram per kg lichaamsgewicht – veel konijnen zijn te vet) en altijd hooi. Daarnaast kunnen de volgende voedselsoorten als versnapering of kleine aanvulling worden gegeven: groenvoer zoals paardenbloemen, weegbree, gras, altijd vers geven, wassen en goed (af)drogen. Groenten en fruit zoals boerenkool, bloemkoolbladen en stronken, wortelen en loof, appel met schil. Groenten altijd vers geven, dus niet gekookt. Ook niet ineens overgaan, maar langzaam opbouwen in bijvoorbeeld één-twee weken. Groenten en fruit altijd eerst wassen en drogen. Nooit voedsel uit de koelkast geven dat niet eerst op kamertemperatuur is gebracht. Voorzichtig met koolsoorten, sla en klaver, deze kunnen al in zeer kleine hoeveelheden gasvorming in de darmen veroorzaken. Granen (gerst, haver, tarwe) en oud (droog) bruin brood. Knaaghout bijvoorbeeld beukentakjes met blad, wilgentakken of een flink blok hout.
Giftig zijn: Rauwe bonen, kiemende aardappelen, boterbloem, speenkruid, gouden regen, taxus en rododendron. Een konijn eet alles wat men hem voorzet en kan zelf geen onderscheid maken tussen giftige en niet giftige planten.
Drinkwater
Altijd een bakje – maar liever een flesje met drinknippel – vers drinkwater ter beschikking stellen.
Een winterwortel kan ‘s winters bij vorst voor enig vocht zorgen. Een konijn van één kg drinkt ongeveer 100 ml water per dag, tenzij veel groenvoer gegeven wordt, dan drinken ze zo’n 50 ml/dag. N.B. Géén melk geven!!
Een gezond konijn
Is gevaccineerd tegen VHS en Myxomatoseis actief, levendig, heeft belangstelling voor de omgeving, waarbij de neusvleugels voortdurend bewegen.heeft schone, heldere, open ogen en een schone neus en bek.heeft schone orenheeft nagels en tanden van normale lengte en stand, dus de tenen worden niet opgeduwd door de lengte van de nagels.heeft een gladde, aaneengesloten en glanzende vacht zonder parasieten, wonden of kale plekken.heeft een ronde, niet te dikke buik en een schone anaalstreek, beweegt zich op normale wijze voort.
Algemene adviezen voor zieke dieren
Een ziek dier kan in elkaar weggedoken zitten, rillen, lusteloos zijn, niet eten, een dorre vacht hebben met uit elkaar staande haren.
Wanneer u dit bemerkt:
- Geef het dier extra warmte d.m.v. een lamp bij de kooi
- Geef het dier rust, niet onnodig storen of oppakken
- Bij niet drinken vocht met een pipetje ingeven
- Bij niet eten tanden en vooral de kiezen waarop zich vaak haken bevinden controleren en lekkere hapjes voorzetten, bijvoorbeeld wat geraspte wortel of wat vers hooi
- Haken aan de kiezen moeten door de dierenarts bekeken en verwijderd worden, anders is eten te pijnlijk en gaat het lekkerste hapje er nog niet in
- Bij diarree: hooi, hooithee; beslist geen groenvoer
Blijft de diarree bestaan of is het konijn ernstig ziek ga dan naar de dierenarts. Meestal is er sprake van een dysbacteriose, coccidiose of VHS wanneer het konijn niet gevaccineerd is en dan is er geen redding mogelijk.