• Cavia
  • Chinchilla

Cavia

Cavia

De cavia komt uit Zuid-Amerika en wordt ook wel Guinees biggetje genoemd. Het is een knaagdier wat weinig eisen stelt. Het zijn van oorsprong wat schuwe dieren.

Als je een cavia aanschaft moet je eerst die schuwheid overwinnen, doe dit rustig en met veel geduld. Als ze eenmaal handtam zijn, zijn ze erg vriendelijk en rustig, maar maak nooit onverwachtse bewegingen, want een cavia kan dan schrikken en vallen.

Het volwassen mannetje weegt tussen de 900-1600 gram en het volwassen vrouwtje tussen de 700-1000 gram. Het volwassen vrouwtje heeft twee tepels tussen haar achterpoten. Ze zijn er in allerlei kleuren en in gladharig, ruwharig en langharige variëteiten. Ze hebben in de boven- en onderkaak twee scherpe snijtanden die op elkaar afslijten. Het voedsel blijft enige uren in de maag liggen en de spijsvertering duurt wel twee tot zeven dagen.

Een cavia is moeilijk zindelijk te krijgen, houdt hier rekening mee als ze in de kamer lopen.

De cavia wordt gemiddeld tussen de vijf-tien jaar oud, maar ouder kan natuurlijk ook.

Bij aanschaf kan je er beter één cavia nemen als je er veel mee wilt doen. Zijn ze vaak alleen, dan kan je beter twee cavia’s nemen. Neem nooit twee ongecastreerde beertjes, want die kunnen gaan vechten. Laat ze castreren, ook als er een zeugje bij zit, tenzij je natuurlijk een nestje wilt. De urine van een mannetje kan erg stinken, dit wordt minder als je hem laat castreren.

Cavia’s zijn over het algemeen zeer vriendelijke dieren en zullen je nooit bijten. Als een hond of kat met een cavia opgroeit dan zijn zij prima samen te houden. Dat is moeilijker met andere knaagdieren en papegaaien, die hebben een hekel aan cavia’s en kunnen ze nog weleens aanvallen en verwonden.

Temperatuur van cavia is tussen 37,5-39,5 graden. Boven de 40,2 graden is koorts. Onder de 36,8 graden is ondertemperatuur.

De cavia eet regelmatig zijn mest op, dit is nodig voor bepaalde vitaminen en is dus normaal.

Verzorging

Één à twee keer per week mag de cavia geborsteld worden, hierdoor blijft de vacht glanzend en voorkomt haaruitval. Langharige cavia’s moeten vaker gekamd worden. Wassen liever niet, maar als het niet anders kan dan mag dat met een klein beetje babyshampoo.

Regelmatig nagels controleren en eventueel laten knippen. Voetzolen dagelijks controleren en aangekoekte viezigheid verwijderen. Eventueel moeten te lange tanden worden geknipt.

Als speelgoed houden ze van wilgentakken of een stuk hout om te kunnen knagen, verder klimmen ze ook graag overal op en doorheen. Tredmolens zijn niet geschikt, ze kunnen zich hieraan verwonden en bovendien zijn ze niet zo lenig.

Optillen van de cavia: ene hand onder de borst, iets kantelen, andere hand ondersteunt achterwerk.

Gedrag

Het piepen van de cavia is om te communiceren. Dit doen ze vaak als ze van huis weg zijn of als het etenstijd is. Als de cavia knort dan voelt hij zich goed, maar als hij sist dan is hij boos.

Een cavia moet actief worden gehouden, want ze vervelen zich snel en dan worden ze stijf, dik en lui. Geef ze voldoende lichaamsbeweging en afleiding. Laat ze bijvoorbeeld overal overheen klimmen of doorheen lopen. Eventueel een houten bal, daar willen ze ook nog wel mee spelen. Overdrijf niet want het zijn kwetsbare dieren. Een cavia is moeilijk kunstjes aan te leren.

Een cavia slaapt nauwelijks, hooguit vier uur per dag en dan nog verdeeld over de dag en niet langer dan bijvoorbeeld 10 minuten achter elkaar. Ze houden geen winterslaap en kunnen heel goed horen. Een cavia kan zich goed hechten aan degene die hem verzorgt en herkent diegene ook.

Voortplanting

Het zeugje en het beertje zijn geslachtsrijp vanaf 60-70 dagen leeftijd. Het vrouwtje kan beter pas na 4 maanden gedekt worden, maar liefst wel voor de 9-12 maanden. Anders zijn het linker en rechter bekkenbeen aan elkaar gegroeid en wordt de bevalling veel moeilijker. Ook wordt het vrouwtje als ze is uitgegroeid vetter en hierdoor minder vruchtbaar, waardoor er meer kans is op zwangerschapsvergiftiging.

Het vrouwtje is om de 16-18 dagen bronstig, dit gedurende 24 uur.

Draagtijd tussen de 66-68 dagen (60-72 dagen). Langer dan 72 dagen dan naar de dierenarts.

De vader enkele dagen voor de bevalling apart zetten. Het vrouwtje heeft tijdens de dracht geen extra voer nodig.

Een worp bedraagt meestal drie-vijf jongen. Deze jongen worden geboren met een blijvend gebit en kunnen dus direct ook vast voedsel tot zich nemen. Ze zijn bij de geboorte al direct beweeglijk en de ogen zijn geopend. Geef de jongen in het begin veel groenvoer, ze beginnen later zelf aan het krachtvoer. Als drinken geef je één deel koemelk en twee delen water. Daarnaast drinken ze ook bij de moeder. Als ze drie weken zijn kunnen ze bij moeder weg. Let direct op het geslacht. Mannetje kan gecastreerd worden op twee maanden leeftijd, maar het liefst vanaf zes maanden ivm narcose risico.

Voeding en huisvesting

Kooi van minimaal 70×40 cm, geen hout, liefst een bak met opstaande rand en daarbovenop een traliewerk. Op de bodem zaagsel met daarover hooi. Geen stro, hier kan de cavia zich aan verwonden. Als voerbakje eentje van aardewerk met van onder breder dan van boven, want de cavia gooit nogal eens wat om. Liefst water geven door middel van een drinkflesje, wat aan de tralies van het hok vast gemaakt kan worden. Verder een ruifje voor het groenvoer. Zorg ervoor dat het hok niet op de tocht staat en zet één kant tegen de muur, zodat ze een rustig plekje hebben. Hok twee keer per week goed schoonmaken en ontsmetten met soda, eventueel de aanslag afkrabben.

Belangrijk voor een cavia is vitamine C (15 mg per dag, bij dracht 30 mg). Dit zit normaal in goed caviavoer, maar dat mag niet te oud zijn. Verder zit het in groenvoer. Geef groenvoer meerdere keren per dag één a twee handjes vol in de ruif. Dit kan bestaan uit geplukt gras, weegbree, paardebloem, groenten en fruit. Niet te veel koolsoorten, want daar kunnen ze gasophoping van krijgen. twee keer daags één eetlepel krachtvoer en ze moeten altijd beschikking hebben over voldoende hooi. Geef de cavia meerdere keren per dag eten en wissel niet plotseling van voedingsgewoonten.

Preventie van ziektes

Een cavia hoeft nergens tegen geënt te worden. Als je ze meeneemt naar het buitenland informeer dan bij bevoegde instanties.
Cavia’s die veel groenvoer uit het veld te eten krijgen, moeten twee keer per jaar ontwormd worden. Cavia’s kunnen ook vlooien en teken krijgen. Teken kunnen gewoon verwijderd worden, net zoals bij de hond. Voor de vlooienbestrijding zijn niet alle middelen geschikt. Let op de voetzolen van de cavia, want die zijn erg gevoelig en kunnen snel gewond raken.

Ziektes

Bij gebrek aan vitamine C kan een cavia scheurbuik krijgen, de cavia wordt dan lusteloos, heeft pijn bij het lopen en de tanden laten los. Geef dan vitamine C poeder door het drinkwater, geef peterselie of maak een afspraak bij de dierenarts voor controle en eventueel een injectie met vitamines.

Een cavia kan verkouden worden door tocht of vochtige ruimte, hij heeft dan een vieze neus en niest af en toe. Zet de cavia op een tochtvrije,droge warme plaats. Houd hem warm en geef veel groente en fruit. Maak bij geen verbetering een afspraak bij de dierenarts.

Traanoogjes worden ook veroorzaakt door verkoudheid ontstaan door tocht. Behandeling is hetzelfde, maar als de uitvloeiing uit ogen vies wordt, maak dan een afspraak bij de dierenarts.

Verlammingen kunnen voorkomen en kunnen veroorzaakt worden door een virusziekte van een andere besmette cavia.

Kale plekjes op de huid kan een teken zijn van schurft. twee keer injectie ivomec met tussenpozen van twee weken is vaak afdoende. De dieren hebben dan ook veel jeuk.

Er kunnen ook haken op de kiezen komen, waardoor de cavia moeilijk of helemaal niet meer eet. Zodra je merkt dat je cavia minder goed eet, gelijk contact opnemen met de dierenarts. Deze zal dan het gebit (en met name de kiezen) nakijken en raspen. Eventueel moet dit onder narcose gebeuren.

Diarree komt vaak door verkeerde voeding. Geef de cavia daarom enkele dagen geen groenvoer. Is de diarree veroorzaakt door een bacterie en is de cavia ziek, ga er dan mee naar de dierenarts. Ook beschimmeld eten kan diarree veroorzaken.

Jeuk aan de oren kan wijzen op oorschurft of oormijt. Er zitten dan korstjes in de oren. Deze moeten eerst verwijderd worden en moet er door middel van een otoscoop gekeken worden of het trommelvlies nog intact is voordat het oor behandeld kan worden. Daarvoor zult u een afspraak moeten maken bij de dierenarts.

Chinchilla

Chinchilla

Chinchilla’s leven in het Cordillera- en Andesgebergte in Zuid Amerika, waar ze zich op grote hoogte (wel tot 5000 meter, rond de sneeuwgrens) ophouden in spleten en holen op rotsachtige hellingen en waar ze zich overdag in verbergen, ‘s avonds en ‘s nachts zijn ze volop actief. Ze hebben een dichte vacht die goed isolerend is om ze te beschermen tegen de sterke wisselingen in temperatuur bij een relatief lage luchtvochtigheid.

Er zijn twee bekende soorten, nl. de (kleine) kortstaartchinchilla en de langstaart. Ze zijn ca.25 cm groot en wegen 500-700 gram. Verder heb je nog de konings- en de dwergchinchilla.

In hun gedrag lijken ze het meest op eekhoorntjes en als ze weghippen op hun achterpoten op kleine kangoeroes. Maar in feite kun je ze niet met andere dieren vergelijken. Ze hebben in verhouding tot hun lichaam korte voorpoten en lange, sterke achterpoten. Tanden en kiezen groeien hun hele leven door. Ze hebben een open wortelkanaal.

Enkele gegevens:

  • Geslachtsrijpheid: vijf-zes maanden
  • Fokrijp: zeven-negen maanden
  • Draagtijd: 3,5 maand
  • Nestgrootte: één (gemiddeld twee)
  • Speenleeftijd: acht-negen weken
  • Levensduur: tot 20 jaar
  • Lichaamstemperatuur: 37,5 – 38,5 graden Celsius

Een chinchilla als huisdier?

Ze zullen nooit volledig tam worden, ook niet wanneer ze op jonge leeftijd (tussen de 9-13 weken) in huis worden genomen. Je kunt ze weinig of niets leren. Ze hebben een uitgesproken, soms wat eigenzinnig karakter. Het zijn geen knuffeldieren, maar avond- en nachtdieren. Chinchilla’s zijn koloniedieren, dus huisvest ze minimaal met z’n tweeën. Voor jonge kinderen zijn ze om deze redenen ongeschikt.

Het prettige is, dat ze geen onaangename geur verspreiden en ze worden veel ouder dan andere knaagdieren. Ze hebben een grappige speelwijze, leuke activiteiten en een sociaal gedrag. Ze planten zich niet zo snel voort en voor de jongen is meestal een behoorlijke belangstelling.

Huisvesting

In de natuur leven ze in groepen, die bestaan uit één mannetje en meerdere vrouwtjes met hun jongen. Ze kunnen echter heel goed als paartje worden gehouden, dus één mannetje en één vrouwtje. Twee Vrouwtjes gaat ook, maar twee mannetjes vaak niet. Samenvoegen van chinchilla’s die elkaar niet kennen of lange tijd uit elkaar zijn geweest geeft bijna altijd problemen.
Een hok heeft goede afmetingen als het 125x70x70 cm bedraagt. Gaas is het beste materiaal, bijvoorbeeld nertsengaas. Achterwanden en vloer mogen bestaan uit geplastificeerd spaanplaat. Het hok moet een slaaphok (20 cm hoog en breed en 30 cm diep met een ingang van acht-tien cm) hebben waarin ze zich terug kunnen trekken. Klimtakken moeten van harde houtsoorten zijn, zodat hun tanden erop kunnen afslijten. Als bodembedekking voldoen houtkrullen uitstekend. De kooi moet in een rustige omgeving staan en de temperatuur tussen de 15-20 graden Celsius. Voor een goede vachtverzorging is een zandbak noodzakelijk. Verder moet het een ruime voerbak en een hooiruifje bevatten. De materialen in de kooi moeten allemaal bestand zijn tegen knagen: steen, metaal, glas.

Voeding

Het maagdarmkanaal is ingesteld op veel ruwe celstof. Het is te vergelijken met het spijsverteringskanaal van het paard. Grote hoeveelheden hoogwaardig voer worden niet verdragen. Chinchilla pellets zijn het beste, zo’n 20-25 gram/dag, gemengd voer of pellets voor andere knaagdieren zijn niet geschikt. Ook moeten ze iedere dag een handjevol droog, frisruikend hooi hebben. De chinchilla is een nachtdier, daarom moet het voer ‘s avonds worden gegeven. Veranderingen in het voer kunnen gemakkelijk maagdarmstoornissen geven. Daarom is het van belang op vaste tijden te voeren. Zit er ‘s morgens nog voer in het bakje dan is er teveel gevoerd of zijn er problemen met het gebit: naar de dierenarts. Water moet er altijd voldoende staan: schoon en fris. Dagelijks drinken ze 40-60 ml. Een drinkfles met een drinknippel voldoet het beste en kan aan het gaas van de kooi worden bevestigd. Wordt compleet voer gegeven dan moeten ze iedere maand een multivitaminen-mengsel erbij hebben door het drinkwater.

De moederdieren hebben drie paar melkklieren die niet allen functioneren, meestal maar één-twee paar, waardoor er vaak meer zogende jongen zijn dan functionele melkklieren. De jongen moeten binnen 24 uur minsten eenmaal zuigen. In de vakhandel zijn vervangende voeders verkrijgbaar indien nodig.

Dieetfouten of dieetproblemen

Keelgatverstoppingen

Als gevolg van te snel en gulzig eten van lekkernijen als vijgen, radijsjes, distels en brandnetels. Dit zie je vooral als er meerdere dieren in het hok zitten en er een soort competitie ontstaat.

Tympanie en rectumprolaps

Zie je bij plotseling veranderen van het voer of te eiwitrijk voer, met verstopping en tympanie (trommelzucht) als gevolg.

Diarree

Zie je als gevolg van nat, beschimmeld hooi en bij teveel krachtvoer. Er kan leververvetting optreden (teveel vet en zetmeel in de voeding). Ook zie je het weleens bij drachtigheidsvergiftiging.

Huidproblemen

Zie je als gevolg van voedingsfouten en stofwisselingsproblemen.

Calciumtekort

Hierbij zie je krampen met gestrekte achterpoten

Thiaminegebrek

Geeft krampen en stoornissen van het centraal zenuwstelsel

Vitamine E-gebrek

Dit is de oorzaak van ”Yellow fat disease”(steatitis). Het kan ook ontstaan door het eten van plantenvet.

Vergiftigingen

Ze zijn gevoelig voor allerlei plantengif soorten in tegenstelling tot bijvoorbeeld konijnen. Bijvoorbeeld: beschimmeld hooi, herfststijlloos, vingerhoedskruid, scheerling, eikenschors, rododendron, kersenboom, etc..

Natte ogen

Zien we soms bij verkoudheden, maar er kan ook een vuiltje in zitten. Dit moet je verwijderen.
De dierenarts heeft een goede antibiotische zalf of oogdruppels.

Oorproblemen

Oorschurft komt voor, alhoewel niet zoveel als bij het konijn. Met de juiste behandeling is het zo weer over. Een lopend oor moet natuurlijk altijd door de dierenarts behandeld worden.

Stress

Hier kunnen ze niet tegen. Harde geluiden, blaffende honden, schreeuwende kinderen, overbevolking in de kooi etc. Het maakt ze volledig overspannen. Ze kunnen gaan ijsberen door de kooi, vacht bijten en agressief worden. Gun ze vooral overdag, hun rust.

Konijn
Terug naar boven
Kat
Hond